Skip to main content
logo
Lancer la vidéo

* Voor een “new deal” tussen de Gemeenschappen

Numéro 4 Avril 2009 par Carl Devos

avril 2009

Het socia­lisme heeft alti­jd een wat las­tige verhou­ding gehad met andere breuk­li­j­nen dan de voor­ma­lige klas­sens­tri­jd, zeg maar de tegens­tel­ling tus­sen arm en rijk. De com­mu­nau­taire breuk­li­jn kan althans in theo­rie gezien wor­den als een vers­to­rende concur­rent van de sociaal-eco­­no­­mische stri­jd voor meer gelij­kheid. Onder­tus­sen heb­ben de Vlaamse socia­lis­ten, weze het na heel wat moeite […]

Het socia­lisme heeft alti­jd een wat las­tige verhou­ding gehad met andere breuk­li­j­nen dan de voor­ma­lige klas­sens­tri­jd, zeg maar de tegens­tel­ling tus­sen arm en rijk. De com­mu­nau­taire breuk­li­jn kan althans in theo­rie gezien wor­den als een vers­to­rende concur­rent van de sociaal-eco­no­mische stri­jd voor meer gelij­kheid. Onder­tus­sen heb­ben de Vlaamse socia­lis­ten, weze het na heel wat moeite en tijd, meer rust gevon­den in hun rela­tie met de Vlaamse ont­voog­ding­ss­tri­jd. Nog alti­jd zijn veel Vlaamse socia­lis­ten en pro­gres­sie­ven milde tegens­tan­ders of koele minaars van de Vlaamse auto­no­mie­be­we­ging, ter­wi­jl ande­ren aan de Vlaamse lin­ker­zi­jde dan weer zon­der veel moeite het inhou­de­lijke en elec­to­rale ver­band leg­gen tus­sen de sociale en Vlaamse ont­voog­ding­ss­tri­jd, ook anno 2009. Er mag gezegd wor­den dat bin­nen de SP.A de Vlaamse eman­ci­pa­tie steeds min­der zomaar gelijk ges­teld wordt met een a‑sociale of anti-sociale bewe­ging. Zeker indien een rege­ling kan gevon­den wor­den waar­door ook de Frans­ta­lige bur­gers van dit land beter af zijn.

Laat mij in dit korte stukje even ingaan op de inter­es­sante hypo­theses die Lechat en Car­lier in hun stuk for­mu­leer­den. Deze snelle reac­tie is zeer syn­the­tisch en daar­door wel­licht te onge­nuan­ceerd en alvast onvol­doende gefun­deerd. Meer dan een bes­chei­den bij­drage tot het debat is ze niet.
Hypo­thèse 1. De Vlaamse socia­lis­ten heb­ben in de loop van de voor­bije decen­nia inder­daad vaak hun lot ver­bon­den met dat van de Frans­ta­lige kame­ra­den. Om inhou­de­lijke en stra­te­gische rede­nen. Die ver­bon­den­heid gaf hen in het tijd­perk van de sym­me­trische coa­li­tie­vor­ming extra onde­rhan­de­ling­skracht. Er werd immers lang van uit­ge­gaan dat, omwille van de goede wer­king van het fede­rale model, de rege­ring­ssa­mens­tel­ling op het fede­rale en alle deel­staat­ni­veaus iden­tiek moest zijn. In Vlaan­de­ren bes­taat een vrij sterke sociaal-eco­no­mische libe­rale onders­troom. In een regio die lang door het katho­li­cisme en conser­va­tisme werd gedo­mi­neerd is de ont­wik­ke­ling van het socia­lisme niet evident geweest. De eerste Vlaamse socia­list werd dan ook in Wal­lo­nië verkozen. 

Nog alti­jd is het een uit­da­ging om een rela­tief wel­va­rende en rijke regio van de nood­zaak van het socia­lisme te over­tui­gen. Geen won­der dus dat de Vlaamse socia­lis­ten vanop het Bel­gisch niveau lang steun en bes­chut­ting zoch­ten bij de Waalse kame­ra­den. De Vlaamse socia­lis­ten waren en zijn er immers lang niet zeker van dat ze na de regio­na­li­se­ring van sociaal-eco­no­mische en aan­gren­zende bevoegd­he­den het nieuwe Vlaamse beleid in ‘socia­lis­tische zin’ kun­nen invul­len. Een Vlaan­de­ren dat gere­geerd wordt door, bij­voor­beeld, een coa­li­tie van CD&V, Open VLD en LDD zou met nieuwe bevoegd­he­den wel eens andere din­gen kun­nen doen dan de SP.A van plan was. Trou­wens, om dezelfde maar omge­keerde reden wei­gerde Didier Reyn­ders vanaf 11 juni 2007 elke staat­sher­vor­ming voor de regio­nale ver­kie­zin­gen van 7 juni 2009. Reyn­ders wil er immers zeker van zijn dat de MR straks in de Waalse rege­ring zit als het Waals Gewest nieuwe bevoegd­he­den krijgt.

Hypo­thèse 2. Die ver­bon­den­heid met de Waalse kame­ra­den en de ver­de­di­ging van de fede­rale bes­chut­ting is onder­tus­sen contra­pro­duc­tief geble­ken. Elec­to­raal is de asso­cia­tie met de in Vlaan­de­ren fel bekri­ti­seerde PS eer­der sto­rend. De ver­de­di­ging van fede­rale soli­da­ri­teits­me­cha­nis­men, bin­nen en bui­ten de sociale zeke­rheid, botst ook op inhou­de­lijke mening­sver­schil­len met de PS. De PS en SP.A zit­ten vaak op een ander spoor. Het ene socia­lisme is het andere niet, de ene regio is de andere niet. In een absurd fede­raal poli­tiek sys­teem, zon­der fede­rale par­ti­jen en zon­der fede­rale media, is het onver­mi­j­de­lijk dat alle par­ti­jen meer reke­ning hou­den met de bij­zon­de­rhe­den van hun eigen regio, eer­der dan met de soli­da­ri­teit bin­nen de wegk­wi­j­nende Bel­gische poli­tieke families. 

Daar­mee zit de SP.A inder­daad in een zeer moei­lijke posi­tie : ze moet een band met de PS onde­rhou­den omwille van de ver­de­di­ging van de fede­rale sociale zeke­rheid, hoe­wel ze ter zake vaak andere opvat­tin­gen heeft. Om ideo­lo­gische rede­nen is de SP.A ook voor een sterke fede­rale sociale zeke­rheid. Daar­door is ze voor som­mige Vla­min­gen te wei­nig Vlaams. Ander­zi­jds wil en moet de SP.A een stuk mee­gaan in de Vlaamse stri­jd voor meer auto­no­mie en zal ze dus vanuit Frans­ta­lige, en som­mige linkse krin­gen, als te wei­nig soli­dair en te ‘rechts’ of te Vlaams gezien worden.
Hypo­thèse 3. Gelet op de poli­tieke, cultu­rele en sociaal-eco­no­mische ken­mer­ken van de Vlaamse regio is het Vlaams socia­lisme niet iden­tiek met het Waalse. De Vlaamse socia­lis­ten zijn een stuk ver­der gegaan in hun toe­na­de­ring tot de vrije markt en het libe­ra­lisme dan de PS. Dat is een van de vele verk­la­rin­gen voor de moei­lij­khe­den die de SP.A momen­teel door­maakt. Deze ‘conta­mi­na­tion’ is m.i. even­wel geen verk­la­ring voor de aan­vaar­ding, door de SP.A, van de meeste — niet alle ! — Vlaamse reso­lu­ties van 1999. Die aan­vaar­ding was meer inge­ge­ven door elec­to­raal prag­ma­tisme — de SP.A kan niet de slechte Vla­ming zijn — en de over­tui­ging van de Vlaamse socia­lis­ten dat de uit­voe­ring van deze reso­lu­ties in het voor­deel van alle Bel­gen kun­nen zijn. Zoals gezegd heeft de SP.A meer vrede geno­men, hoe­wel de rela­tie nog niet zon­der pro­ble­men is, met de Vlaamse auto­no­mie­be­we­ging. Het is voor de Vlaamse socia­lis­ten even­wel niet even gemak­ke­lijk om dat te doen, omdat die bewe­ging opkomt voor auto­no­mie van een rij­kere t.o.v. een armere regio. Daa­rom ook herhaalt de SP.A vaak haar plei­dooi voor het behoud van soli­da­ri­teit, inbe­gre­pen de fede­rale sociale zekerheid. 

Hypo­thèse 4. De SP.A onders­teunt de in Vlaan­de­ren vrij alge­meen gang­bare visie op taal als sleu­tel tot inte­gra­tie en sociale voo­ruit­gang. Gebrek aan taal­ken­nis is immers, vol­gens deze visie, een mecha­nisme van uits­lui­ting en iso­la­tie. Van­daar kan de SP.A bv. de Vlaamse woon­code mee onder­schri­j­ven. Zon­der ken­nis van de Vlaamse taal is de sociale pro­mo­tie immers veel moei­lij­ker. Taal als mid­del tot sociale voo­ruit­gang leidt ook tot de ver­zoe­ning van de tra­di­tio­neel taal­cul­tu­rele en sociaal-eco­no­mische com­po­nen­ten van de Vlaamse ont­voog­ding­ss­tri­jd. Vol­gens die laatste is de hui­dige taak­ver­de­ling van sociaal-eco­no­mische bevoegd­he­den, met de bij­ho­rende finan­cie­ring­swet, een hin­der­nis voor de crea­tie en ont­wik­ke­ling van duur­zame wel­vaart en groei in Vlaan­de­ren, Brus­sel en Wallonië.
Hypo­thèse 5. De vers­nip­pe­ring van het Bel­gisch en voo­ral Vlaamse par­ti­j­land­schap is groot. Aan Vlaamse kant is links ver­deeld over SP.A, Groen ! en delen van de CVP (nl. het ACW). Daar­naast zijn er ook bij Open VLD en SLP pro­gres­sieve en links-libe­ra­len te vin­den die vol­gens som­mige inval­shoe­ken tot het linkse kamp te reke­nen zijn. In Vlaan­de­ren is links ver­deeld. Wel­licht meer nog dan de ver­deeld­heid van rechts en de conser­va­tieve krach­ten. De kans dat een rege­ring van pak­weg CD&V, SP.A en Groen ! aan de nodige meer­de­rheid raakt is, zoals het er nu naar uit­ziet, even­wel klei­ner dan dat lukt voor een ploeg samen­ges­teld uit CD&V, Open VLD en LDD. Zoals elders zit ook in Vlaan­de­ren het socia­lisme in het defensief.
De poli­tieke fami­lies take­len af. Ze komen niet meer terug. Het is een illu­sie om te den­ken dat ze tegen de bes­taande trends in opnieuw vers­terkt of vers­te­vigd kun­nen wor­den. Mis­schien kan een fede­rale kies­kring, die inder­daad nood­za­ke­lijk is gezien het demo­cra­tisch defi­cit van het fede­rale Bel­gië, daar iets aan veran­de­ren, maar zeker is dat niet. Het is ook niet de belan­grijkste ver­dienste van zo’n fede­rale kieskring. 

Het refe­ren­tie­punt van de SP.A is Vlaan­de­ren, het refe­ren­tie­punt van de PS is Frans­ta­lig Bel­gië. Ze wer­ken en leven in ges­chei­den werel­den, en wor­den daar — bij gebrek aan fede­rale poli­tieke ruimte — gewaar­deerd of gesanc­tio­neerd. Daar­mee is niet gezegd dat er geen moeite of ins­pan­nin­gen gedaan moe­ten wor­den voor de rela­tie tus­sen PS en SP.A, inte­gen­deel. Belan­grijk is wel voor ogen te hou­den wat het doel is van die verstandhouding. 

Het komt er niet op aan om de poli­tieke fami­lies te hers­tel­len, maar wel om de com­mu­ni­ca­tie en het weder­zi­jds begrip tus­sen de socia­lis­tische fami­lies langs beide zij­den van de taal­grens te bevor­de­ren, zodat zij zoveel moge­lijk met elkaar reke­ning kun­nen hou­den of elkaar mins­tens begri­j­pen of cor­rect inschatten. 

Bij­voor­beeld om geza­men­lijk te wer­ken aan de brood­no­dige ombouw van het uit­ge­woonde, vers­le­ten Bel­gisch fede­raal model. Dit model is niet lan­ger houd­baar. Een duur­zame fede­rale begro­ting ops­tel­len is, gelet op de uits­troom van mid­de­len naar de deel­sta­ten en gelet op de dure finan­cie­ring­be­hoef­ten door o.a. de ver­gri­j­zing, niet lan­ger moge­lijk. De bevoegd­heid­sver­de­ling is vers­nip­perd, er is over­lap en inef­fi­ciën­tie. De fede­rale ove­rheid neemt zich taken ter harte die eigen­lijk tot de deel­sta­ten beho­ren. In Vlaan­de­ren wordt vaak gezegd dat dit een manier is waa­rop Frans­ta­li­gen de finan­cie­ring van die bevoegd­he­den fede­raal kun­nen hou­den ter­wi­jl ze eigen­lijk aan de deel­sta­ten toe­ko­men. Er zit veel wan­trou­wen in het fede­raal model.
Langs Vlaamse zijde is al sinds jaren een com­mu­nau­taire druk opge­bouwd die bij voor­keur gecon­tro­leerd zijn weg moet vin­den in her­vor­min­gen. De Frans­ta­lige min­de­rheid bes­chikt in dat ver­band over een veto en pro­beert om begri­j­pe­lijke rede­nen die her­vor­ming zoveel moge­lijk in eigen voor­deel om te bui­gen. Er moet uite­raard met de Frans­ta­lige belan­gen reke­ning gehou­den wor­den, maar de hui­dige blo­cage is niet lan­ger houd­baar. Ze vers­terkt enkel de extremen.

In dat moei­lijk kli­maat van tegen­ges­telde ten­den­sen heeft de SP.A gepro­beerd om een eigen visie te ont­wik­ke­len die mis­schien de start­ba­sis kan zijn van een geza­men­lijk socia­lis­tische bena­de­ring van het Bel­gisch model. De SP.A heeft — cfr. de nota ‘Een sociale staat­sher­vor­ming’ — enkele dui­de­lijke kracht­li­j­nen gefor­mu­leerd die haar visie op de staats­struc­tuur vorm geven. Die geven aan­lei­ding tot een reeks concrete her­vor­ming­svoors­tel­len, die ik hier bui­ten bes­chou­wing laat. De nota was de uit­kom­st van een dis­cus­sie na interne mening­sver­schil­len over de posi­tie van de SP.A t.a.v. het com­mu­nau­taire vraag­stuk. De Vlaamse socia­lis­ten plei­ten in die nota voor een inter­es­sante com­bi­na­tie van een fede­rale bes­cher­ming­sa­gen­da met een regio­nale inves­te­ring­sa­gen­da. Vol­gens de SP.A is de sociale staat­sher­vor­ming een ‘new deal’ tus­sen gemeen­schap­pen, gewes­ten en de fede­rale ove­rheid, waar­bij de ver­schil­lende ove­rhe­den zich moe­ten focus­sen op hun kern­ta­ken. In de nota is te lezen dat “alle ove­rhe­den vers­terkt moe­ten wor­den om een sociale agen­da uit te voeren.”

De deel­sta­ten moe­ten, samen met lokale ove­rhe­den, meer inves­te­ren in men­sen en ken­nis, bv. op het vlak van het arbeid­smarkt­be­leid, onder­wi­js, eco­lo­gische duur­zaam­heid en eco­no­mische ont­wik­ke­ling. Dat moet een duur­zame groei en de wel­vaart sti­mu­le­ren, en daar­mee ook de las­ten van de fede­rale ove­rheid, bv. inzake werk­loo­sheid­suit­ke­ring, ver­min­de­ren en de inkom­sten, bv. uit sociale bij­dra­gen, verho­gen. Zodoende houdt het fede­rale niveau meer mid­de­len over om een betere sociale bes­cher­ming uit te bou­wen, voor alle Bel­gen. De deel­sta­ten inves­te­ren in men­sen om ze aan het werk te bren­gen, de fede­rale ove­rheid heeft als hoof­dop­dracht om die men­sen sociaal te bes­cher­men. Het finan­ciële luik is daa­rin cru­ciaal : de fede­rale ove­rheid kri­jgt een duur­zaam ‘divi­dend’ dat voortv­loeit uit het sociale inves­te­ring­sbe­leid van de deel­sta­ten. Tege­lijk moe­ten die deel­sta­ten aan­ge­zet wor­den om effec­tief en effi­ciënt te zijn in hun sociale inves­te­ring­sa­gen­da. Om dat te berei­ken moet er, aldus de SP.A‑nota, “een resul­taats­ge­bon­den impuls­fi­nan­cie­ring als bij­ko­mend hoofd­stuk aan de finan­cie­ring­swet” wor­den toe­ge­voegd. Zodoende heeft elke ove­rheid er belang bij om de doel­stel­lin­gen te halen, in de vorm van een finan­ciële belo­ning. Daar­bij mag er “geen nieuwe duur­zame trans­fer onts­taan tus­sen de enti­tei­ten onder­ling, inte­gen­deel.” Zo’n impuls­fi­nan­cie­ring zou er bv. uit kun­nen bes­taan om elk jaar voor elk gewest de werk­zaam­heid­sgraad na te gaan en, indien het gewest de voo­raf bes­pro­ken doel­stel­ling haalt, het gewest een bonus toe te ken­nen even­re­dig met de toe­name van de duur­zame werk­zaam­heid. Gewes­ten zou­den ook een finan­cie­ring kun­nen kri­j­gen even­re­dig met de duur­zame daling van de werk­loo­sheid of het aan­tal bruggepensioneerden.

Na lec­tuur van deze nota bli­j­ven nog heel wat vra­gen over over de posi­tie van de Vlaamse socia­lis­ten op tal­rijke kwes­ties van het ins­ti­tu­tio­nele debat. Boven­dien zijn veel voors­tel­len ruw en niet uit­ge­werkt. Maar deze nota heeft toch enkele kracht­li­j­nen weer van de moei­lijke even­wichts­po­si­tie van de SP.A. Ze stelt de inter­per­soon­lijke soli­da­ri­teit niet in vraag.

Ver­schil­lende sug­ges­ties van Lechat en Car­lier zijn zeer ver­de­dig­baar, zoals een posi­tieve hou­ding t.o.v. het fede­rale, een beleid gericht op toe­ne­mende twee­ta­li­gheid in Brus­sel, een fede­rale kies­kring of het belang van het prin­cipe van verant­woor­de­lij­kheid in ruil voor soli­da­ri­teit. Die laatste kan even­wel niet vri­j­bli­j­vend zijn : verant­woor­de­lij­kheid komt er niet indien de voor­waar­den voor soli­da­ri­teit niet voo­raf dui­de­lijk gede­fi­nieerd en ove­reen­ge­ko­men zijn. Het gebrek aan verant­woor­de­lij­kheid moet gevol­gen kun­nen heb­ben voor de solidariteitsmechanismen. 

De gren­zen van de deel­sta­ten, ook deze rond Brus­sel, moe­ten inder­daad vast lig­gen. Elke min­de­rheid moet bin­nen die gren­zen bes­chermd wor­den. Een lokaal refe­ren­dum over het toe­be­ho­ren tot de een of andere deel­staat is even­wel uit­ges­lo­ten. Dat staat in tegens­praak met het prin­cipe van de sta­bi­li­teit van de deel­staat­gren­zen. Waa­rom van­daag een refe­ren­dum orga­ni­se­ren en dan nooit meer ? Over pak­weg tien jaar kun­nen andere gemeen­ten ook om een refe­ren­dum vra­gen. Zodra gewe­ten is dat deze moge­lij­kheid er is zal ze zelf een vraag opwek­ken. Boven­dien is de bes­lis­sing tot het toe­be­ho­ren van de een of andere deel­staat geen lokale bevoegd­heid. De inwo­ners van de gemeen­ten mogen zich ook niet uits­pre­ken over het al of niet beta­len van fede­rale of regio­nale belas­tin­gen. Deze bevoegd­heid behoort niet tot de lokale autonomie. 

Zoals blijkt heeft de ene socia­list een andere opi­nie over ins­ti­tu­tio­nele vraag­stuk­ken dan een andere. Dat maakt de ene niet tot een betere socia­list dan de andere. Er is in deze geen socia­lis­tisch front. Wel­licht is het een illu­sie te den­ken dat socia­lis­ten in Vlaan­de­ren en in Frans­ta­lig Bel­gië een gelijke, iden­tieke visie moe­ten heb­ben op het fede­rale model en op de staat­sher­vor­ming, omdat ze nu een­maal alle­maal socia­lis­ten zijn. Belan­grij­ker is om op zoek te gaan naar zoveel moge­lijk ove­reens­tem­ming. In de ‘new deal’ over de sociale taak­ver­de­ling bin­nen het fede­rale model zit mis­schien een vertrekpunt.

Carl Devos


Auteur